06.05.2022 | Michelle van Bindsbergen - 0 reactie(s)
In de vorige blog is het Didam-arrest besproken. In voornoemd arrest heeft de Hoge Raad uitleg gegeven over de werking van het gelijkheidsbeginsel in situaties dat een overheid een koopovereenkomst sluit. Inmiddels zijn er enkele uitspraken van de rechtbank waarin meer duidelijkheid wordt gegeven over de toepassing van dit veelbesproken arrest van de Hoge Raad. In deze blog staan wij kort stil bij twee uitspraken.
Gelijkheidsbeginsel
In de vorige blog is onder andere stil gestaan bij de vraag welke gevolgen het Didam-arrest heeft voor reeds gesloten overeenkomsten met de overheid waarin het gelijkheidsbeginsel, in het licht van het Didam-arrest, mogelijk geschonden is. In een recente uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland wordt op deze vraag ingegaan.
Volgens de rechtbank is de gemeente op grond van de wet altijd al gebonden geweest aan het gelijkheidsbeginsel. In het Didam-arrest kleurt de Hoge Raad het gelijkheidsbeginsel (slechts) nader in door te bepalen dat de overheid bij de verkoop van onroerend goed potentiële belangstellenden gelijke kansen moet bieden. Voor het bieden van gelijke kansen dient de gemeente een selectieprocedure te organiseren met betrekking tot de beschikbaarheid van de grond, het tijdschema en de toe te passen selectiecriteria. Deze toelichting in het Didam-arrest betreft een nadere concretisering van het reeds bestaande gelijkheidsbeginsel en kan volgens de rechtbank dan ook niet worden gezien als nieuwe regelgeving. De gemeente had, ook op het moment dat het Didam-arrest nog niet bekend was, dienen te handelen overeenkomstig de uitleg die in het Didam-arrest aan het gelijkheidsbeginsel is gegeven.
Uitzondering: één gegadigde
Een tweede uitspraak waarin het Didam-arrest is toegepast betreft een uitspraak van de Rechtbank Gelderland. In deze zaak wordt ingegaan op de uitzondering op voornoemde regel, zoals de Hoge Raad (ook) heeft aangenomen in het Didam-arrest. Deze uitzondering houdt in dat de gemeente niet verplicht is mededingingsruimte te bieden als vanaf het begin vaststaat (of als de gemeente redelijkerwijs mag verwachten) dat op grond van objectieve, toetsbare en redelijke criteria, slechts één belangstellende in aanmerking komt voor de aankoop van een onroerende zaak.
In deze zaak van de Rechtbank Gelderland gaat het kort gezegd om het volgende. De gemeente heeft, na een eerdere mislukte poging tot verkoop van een bouwkavel, besloten de bouwkavel opnieuw in de verkoop aan te bieden. Aanleiding hiervoor is dat een belangstellende zich heeft gemeld voor deze kavel. De gemeente biedt de kavel opnieuw aan door middel van een openbare verkoopprocedure. Tijdens de procedure blijkt ineens dat er meerdere belangstellenden zijn voor de kavel. De gemeente sluit een koopovereenkomst met de hoogste bieder onder voorbehoud van goedkeuring van de gemeenteraad. De gemeenteraad wenst echter geen koopovereenkomst te sluiten met de hoogste bieder, maar met de belangstellende die zich al had gemeld voordat de bouwkavel officieel voor de tweede keer in de verkoop kwam (hetgeen de aanleiding was om de kavel opnieuw in de verkoop te zetten). De gemeenteraad onthoudt haar goedkeuring voor de koopovereenkomst met de hoogste bieder. De hoogste bieder is het hier niet mee eens, nu hij had voldaan aan alle voorwaarden van de gemeente en hij bovendien het hoogste bod had uitgebracht. De gemeenteraad had volgens hem dan ook geen legitieme reden om de goedkeuring te onthouden. De hoogste bieder vordert in deze procedure dan ook nakoming van de reeds gesloten koopovereenkomst.
De rechtbank stelt zich allereerst op het standpunt dat de gemeente geen openbare verkoopprocedure had hoeven organiseren, omdat bij voorbaat vaststond of redelijkerwijs mocht worden aangenomen dat slechts één serieuze belangstellende in aanmerking kwam voor de verkoop van de kavel. De kavel was namelijk al eerder in de verkoop aangeboden en daarvoor hadden zich geen belangstellenden gemeld, waardoor de uitzonderingssituatie van toepassing had kunnen zijn. Echter, nu er toch een openbare verkoopprocedure heeft plaatsgevonden, is vast komen te staan dat er wel meer belangstellenden voor de kavel zijn, zodat geen sprake meer is van de uitzonderingssituatie. Gegeven het aantal belangstellenden stond het de gemeenteraad niet vrij om haar goedkeuring te onthouden, omdat zij daarmee in strijd handelt met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, met name het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank oordeelt dat de gemeente de oorspronkelijke overeenkomst moet nakomen en de kavel moet leveren aan de hoogste bieder.
Meer weten?
Wilt u weten wat het gevolg is van een overeenkomst die al voor het Didam-arrest is gesloten? Of twijfelt u of er sprake is van de uitzonderingssituatie? Neem dan gerust contact met ons op.
Lees verder