Blog 13 augustus 2025
Een artikel door:
Michiel Deppenbroek
advocaat

Blik op Werk niet bevoegd om aanvullende schorsings- of intrekkingsgronden in de Handleiding inburgeren op te nemen

In de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 5 augustus 2025 (ECLI:NL:RBGEL:2025:640) is geoordeeld dat de in artikel 8.2 Besluit inburgering genoemde opsomming van schorsings- en intrekkingsgronden een limitatieve opsomming is, en dat aan Blik op Werk niet de bevoegdheid toekomt om daar aanvullende gronden aan toe te voegen. Het betoog van Blik op Werk dat uit de Nota van Toelichting blijkt dat deze opsomming niet limitatief is bedoeld, is door de rechtbank gepasseerd. Dit omdat de Nota van Toelichting niet voor Blik op Werk de bevoegdheid in het leven roept om aanvullende schorsings- of intrekkingsgronden gronden vast te stellen.  

Deze beslissing heeft onder meer tot gevolg dat de resultaten van een audit “Toezicht in de Klas”, waarvan de uitkomst als onvoldoende is beoordeeld, niet als schorsings- of intrekkingsgrond kan worden aangemerkt, ook niet indien dit in de door Blik op Werk vastgestelde Handleiding Keurmerk Inburgeren is opgenomen.

Bevoegdheid Blik op Werk om nadere regels te stellen

De rechtbank oordeelt verder ten overvloede dat Blik op Werk wel de bevoegdheid heeft om in de Handleiding nadere voorwaarden te stellen voor wat betreft de uitvoering van de wettelijke schorsings- en intrekkingsgronden.

In artikel 32 Wet inburgering 2021, de wet in formele zin, is bepaald dat nadere regels “bij of krachtens” AMvB kunnen worden gesteld, onder meer over de invulling van de eisen van het keurmerk, bedoeld in art. 2.78a, eerste lid, onderdeel b, van de Aanbestedingswet 2012. Deze bepaling luidt als volgt:

de keurmerkeisen zijn gebaseerd op objectief controleerbare en niet-discriminerende criteria".

Daarnaast is in art. 8.2 lid 8 Besluit inburgering 2021 bepaald dat “bij” ministeriële regeling nadere regels worden gesteld met betrekking tot de eisen, bedoeld in het eerste tot en met het zevende lid. Die eisen hebben onder meer betrekking op de eisen die het keurmerk stelt aan de kwaliteit van het onderwijs (art. 8.2 lid 1 onder b. van de AMvB). De door Blik op Werk vastgestelde Handleiding Keurmerk Inburgeren is niet een ministeriële regeling.

Indien de (uitvoerings)voorwaarden, die op grond van art. 8.2 lid 4 van de AMvB  omtrent de schorsing en intrekking van het keurmerk worden vastgesteld, kwalificeren als "nadere regels met betrekking tot de eisen” als bedoeld in lid 8, moeten die voorwaarden dus (alsnog) bij ministeriële regeling worden vastgesteld, althans zo lijkt uit lid 8 voort te vloeien.

Bovendien is nog niet de vraag beantwoord in hoeverre door de keurmerkverlener vastgestelde (uitvoerings)voorwaarden moeten zijn “gebaseerd op objectief controleerbare en niet-discriminerende criteria" als bedoeld in art. 2.78a, eerste lid, onderdeel b, van de Aanbestedingswet 2012. De wet in formele zin verwijst immers voor wat betreft de invulling van de eisen van het keurmerk naar deze bepaling.

Hoger beroep?

Naar verwachting zal Blik op Werk hoger beroep aantekenen tegen de uitspraak en hopelijk wordt dan meer duidelijk over waar de grenzen liggen van de bevoegdheid van Blik op Werk om voorwaarden omtrent schorsing en intrekking van het Keurmerk Inburgeren te stellen, en of die voorwaarden of eisen die in het keurmerk worden gesteld, mede gelet op art. 32 van de Wet Inburgering 2021, als gedelegeerde regelgeving moeten worden aangemerkt en bekend moeten worden gemaakt conform de Bekendmakingswet.

Meer weten?

Wil je hier meer over weten? Neem dan gerust contact op met Michiel Deppenbroek

Fokke Voerman (zwart wit)
Neem contact op met onze experts