Menu

Blog

 

Over wetten en regels raken wij niet uitgepraat. Aan elke wet zit onlosmakelijk een discussie vast. Onze advocaten en belastingkundigen houden zich graag bezig met ontwikkelingen en interessante casussen in hun eigen rechtsgebied. Dit vertalen zij naar actuele, openhartige blogs.

Nieuwe regeling verzekeringsplicht DGA

10.05.2016 | Arjen Drent - 0 reactie(s)

 

Per 1 januari 2016 heeft de nieuwe Regeling Aanwijzing Directeur-grootaandeelhouder, de sinds 1997 geldende ministeriële regeling, vervangen. Deze regeling bepaalt wanneer statutaire bestuurders van een N.V., B.V. of een naar buitenlands recht opgerichte vennootschap met een in aandelen verdeeld kapitaal, als directeur-grootaandeelhouder (DGA) worden beschouwd. Een DGA is niet premieplichtig voor de werknemersverzekeringen, maar heeft ook geen recht op eventuele uitkering van de werknemersverzekeringen (ZW, WIA, WW, WAO).    WAT BETEKENT DE NIEUWE REGELING? De noodzaak van de nieuwe regeling was de introductie van de Flex-B.V. op 1 oktober 2012. De regeling gaat er vanuit dat er geen reële gezagsverhouding is tussen de vennootschap en haar bestuurder, als de bestuurder zelf doorslaggevend over zijn ontslag kan besluiten. Wanneer een bestuurder niet in een ondergeschikte positie verkeert, is er geen sprake van werknemerschap voor de werknemersverzekeringen en is de bestuurder niet premieplichtig. De aanwezigheid van een gezagsverhouding is, net zoals bij de oude regelgeving, doorslaggevend.   BAX heeft de belangrijkste criteria voor het bepalen van de DGA voor u op een rij gezet. Onder een DGA wordt verstaan:   a) een bestuurder die, al dan niet tezamen met zijn echtgenoot, houder is van een zodanig aantal aandelen, dat hij op grond van de statuten over zijn eigen ontslag kan besluiten; b) een bestuurder die, tezamen met bloed- en aanverwanten tot en met de derde graad, al dan niet tezamen met zijn echtgenoot, houder is van aandelen die ten minste twee derde van de stemmen vertegenwoordigen, zodat hij over zijn ontslag kan besluiten; c) een bestuurder die een zodanige zeggenschap heeft, door tussenkomst van een rechtspersoon waarvan hij bestuurder is of door een vennootschap waarvan hij aandelen houdt, dat hij hierdoor doorslaggevend over zijn ontslag kan besluiten. De relatie tot de bloed- en aanverwanten is hierop eveneens van toepassing; d) bestuurders die samen alle aandelen van de vennootschap bezitten en als aandeelhouders een gelijk of nagenoeg gelijk deel van het kapitaal van de vennootschap vertegenwoordigen. Deze regeling geldt ook voor de middellijk gehouden aandelen door tussenkomst van een rechtspersoon waarvan hij bestuurder is of door tussenkomst van een vennootschap waarvan hij aandelen houdt (nevengeschiktheid).   WAT IS HET VERSCHIL MET DE OUDE SITUATIE? BAX heeft het verschil tussen de oude en de nieuwe regeling voor u samengevat.   In de nieuwe regeling heeft een bestuurder niet langer de mogelijkheid om bij het UWV aan te tonen dat er sprake is van ondergeschiktheid. De toepasselijkheid van de regeling op de indirect bestuurde is uitgebreid ten opzichte van de oude regeling, waardoor er minder snel sprake is van premieplicht. Voor de onder a), b) en c) genoemde criteria is het begrip ‘echtgenoot’ gewijzigd nu de geregistreerde partner ook onder dit begrip valt. Voor de nieuwe regeling telt het aandelenbezit van de bestuurder mee voor beantwoording van de vraag of ten minste twee derde van de stemrechten binnen de familiekring worden gehouden (zie criterium b). Dit was in de oude regeling volgens de Hoge Raad niet het geval.  Voor het criterium onder d) (nevengeschiktheid) is onder de nieuwe regeling vereist dat de bestuurders gezamenlijk alle aandelen in de vennootschap bezitten.   NIEUWE BEOORDELING ARBEIDSVERHOUDING De nieuwe regels gelden per 1 januari 2016 omdat de regeling op diverse punten afwijkt van de oude regeling en is ingevoerd zonder te voorzien in overgangsrecht. Vanwege de genoemde afwijkingen in de regeling zal de arbeidsverhouding van de DGA opnieuw beoordeeld moeten worden. In het bijzonder geldt dat voor de gevallen waarin:   bestuurders louter op grond van de uitspraak van de Hoge Raad premieplichtig zijn; een bestuurder op zijn verzoek door het UWV niet als DGA is aangemerkt; via een houdster- of management B.V. werkzaamheden worden verricht voor werkmaatschappijen; sprake is van een gespreid aandelenbezit; er een meewerkende partner is; de aandelen zijn gecertificeerd; er meewerkende familieleden zijn van bestuurder.   TERUGGAVE VAN PREMIE Wanneer de nieuwe regeling de situatie heeft gewijzigd, waardoor de premieplicht per 1 januari 2016 is komen te vervallen, zijn de premies niet langer verschuldigd. Eventueel ten onrechte ingehouden en afgedragen premies kunnen bij de Belastingdienst worden teruggevraagd. VOOR AL UW VRAGEN EEN CONCREET ADVIES   Mocht u als statutair bestuurder nog niet aan een herbeoordeling zijn toegekomen, zijn er ten onrechte premies ingehouden en afgedragen of bent u benieuwd naar uw mogelijkheden met betrekking tot de premieplicht? Neem dan gerust contact op met onze specialisten Arjen Drent of mr. Jeroen Aalberts. Wij voorzien u graag van een concreet advies. 

 

 

Lees verder

Het einde van de VAR: opdrachtgevers opgepast!

10.05.2016 | Melissa Meffert - 0 reactie(s)

 

Het is er – na lange tijd en de nodige kritiek – per 1 mei 2016 dan toch van gekomen, de Verklaring Arbeidsrelatie (“VAR”) is niet langer geldig. Op 2 februari 2016 heeft ook de Eerste Kamer groen licht gegeven voor de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (“Wet DBA”). Daardoor gaat het huidige systeem voor de (fiscale) kwalificatie van de arbeidsrelatie tussen opdrachtgever en opdrachtnemer door middel van de VAR op de schop.     INHOUDINGS- EN PREMIEPLICHT   In het fiscaal recht en het sociale zekerheidsrecht wordt onderscheid gemaakt tussen zelfstandigen en werknemers. Dit onderscheid is van belang voor het antwoord op de vraag of er sprake is van een inhoudings- en premieplicht voor de loonheffingen en een verzekeringsplicht voor de werknemersverzekeringen.   DE ZEKERHEID VAN DE VAR Op basis van de oude wetgeving kon de opdrachtnemer een VAR aanvragen bij de Belastingdienst, waarmee gedurende 1 jaar zekerheid werd verkregen over de fiscale status van de inkomsten, die voortvloeiden uit de arbeidsrelatie tussen een opdrachtgever en opdrachtnemer.   Wanneer de opdrachtnemer in het bezit was van een VAR – winst uit onderneming (“VAR WUO”) had de opdrachtgever de zekerheid dat hij geen loonheffing en sociale premies in hoefde te houden. Ook als achteraf bleek dat de VAR WUO ten onrechte was afgegeven (met uitzondering van fraude). De opdrachtgever was, met een VAR WUO van de opdrachtnemer, gevrijwaard van mogelijke naheffingsaanslagen. De Belastingdienst kon zich alleen op de opdrachtnemer verhalen. De opdrachtgever bleef buiten schot. De Wet DBA brengt hier verandering in.   VERANTWOORDELIJKHEID IN BALANS Met de Wet DBA is de verantwoordelijkheid van de opdrachtnemer en opdrachtgever bij het beoordelen van hun arbeidsrelatie in balans gebracht. De opdrachtgever is nu ook verantwoordelijk, waarmee de handhavingsmogelijkheden worden verbeterd en schijnzelfstandigheid kan worden teruggedrongen.   Op basis van de Wet DBA wordt gewerkt met vooraf beoordeelde (model-)overeenkomsten. Opdrachtgever en opdrachtnemer kunnen gebruik maken van een modelovereenkomst van de Belastingdienst, waarvan reeds is geoordeeld dat er géén sprake is van een dienstbetrekking. Ook kan er een eigen overeenkomst ter beoordeling aan de Belastingdienst worden voorgelegd. Deze regeling beoogt partijen op voorhand zekerheid te verschaffen over de (fiscale) kwalificatie van de samenwerking.   VERRICHTE ARBEID Als partijen gebruik maken van een goedgekeurde (model-)overeenkomst staat vast dat de arbeidsverhouding tussen partijen géén dienstbetrekking voor de loonheffingen inhoudt, zodat de opdrachtgever gedurende een periode van 5 jaar geen loonheffingen en sociale premies hoeft af te dragen. Het is daarbij wel van groot belang, dat de arbeid conform de goedgekeurde overeenkomst wordt verricht. Indien de Belastingdienst constateert dat dit niet het geval is, kunnen zowel de opdrachtnemer als de opdrachtgever alsnog worden aangesproken tot afdracht van loonheffing en sociale premies.   OPDRACHTGEVERS NIET LANGER GEVRIJWAARD De goedgekeurde (model-)overeenkomst heeft – in tegenstelling tot een VAR WUO – géén vrijwarende werking voor de opdrachtgever. Het risico op naheffing ligt niet meer uitsluitend bij de opdrachtnemer, maar ook bij de opdrachtgever. Om naheffingsaanslagen te voorkomen, zal de opdrachtgever er dan ook op moeten toezien dat er conform de goedgekeurde overeenkomst wordt gehandeld.   OVERGANGSPERIODE Om partijen de tijd te geven zich aan te passen aan de nieuwe wetgeving, geldt er van 1 mei 2016 tot 1 mei 2017 een overgangsperiode. De Belastingdienst zal in die periode wel toezicht houden, maar terughoudend handhaven en zo nodig waarschuwingen geven. Daarnaast heeft de Belastingdienst een handreiking gepubliceerd, waarin het beoordelingskader van de Wet DBA uiteengezet wordt.   WIJ HELPEN U GRAAG! Wilt u meer weten over de (gevolgen van de) Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties en ervoor zorgen dat u tijdig en goed op de nieuwe wetgeving bent voorbereid, dan kunt u contact opnemen met één van de specialisten arbeidsrecht van BAX advocaten belastingkundigen: mr. Melissa Meffert, mr. Mike Timmer of mr. Vincent Jongerius.

 

 

Lees verder

Vraag juridisch advies en communiceer!

10.05.2016 | Mike Timmer - 0 reactie(s)

 

De rechtbank Zeeland-West-Brabant was in haar vonnis van 8 maart 2016 zeer duidelijk. Een directeur groot aandeelhouder (DGA) is aansprakelijk voor openstaande belastingschulden (alsmede de boetes, rente en kosten) als de DGA wel zijn eigen salaris betaalt, maar de belastingschuld van de onderneming niet voldoet en verder laat oplopen. Daarbij vond de rechtbank dat het niet van belang was of er al dan niet een melding van betalingsonmacht was gedaan. Aan de hand van de volgende zaak geven wij u graag uitleg over dit vonnis.   DE AANSPRAKELIJKHEID VAN DE DGA   De DGA was bestuurder van twee ondernemingen die sinds 2007 een fiscale eenheid vormden voor de omzetbelasting (BTW). Toen één van de ondernemingen failliet werd verklaard, werd de fiscale eenheid in 2013 doorbroken. Vervolgens werden vijf naheffingsaanslagen BTW aan de fiscale eenheid opgelegd over de periode van 2011 tot en met 2013. De naheffingsaanslagen bleven onbetaald. De inspecteur stelde de DGA van de niet gefailleerde onderneming daarom aansprakelijk voor de naheffingsaanslagen, inclusief de boete c.a.   OP NAAR DE RECHTER Omdat de DGA het niet eens was met deze aansprakelijkheid, stapte hij naar de rechter. Daar stelde hij dat de failliete onderneming schuldig was aan het ontstaan van de belastingschuld. Bovendien vond hij het bedrag waarvoor hij aansprakelijk gesteld was te hoog en zou de inspecteur ten onrechte geen rekening hebben gehouden met de melding betalingsonmacht.   Volgens de rechter was dat alles in het geheel niet relevant. De DGA was tijdens het ontstaan van de belastingschulden bestuurder van de gefailleerde onderneming en bovendien was gebleken dat de DGA steeds het hem toekomende salaris had ontvangen, terwijl de BTW schuld opliep. De rechter vond dat de DGA er als bestuurder van de onderneming voor had moeten zorgen dat de belastingen tijdig betaald werden.   VOORKOM VERVELENDE SITUATIES Als uw onderneming in zwaar weer verkeert, is het van belang om tijdig juridisch advies in te winnen. Feitelijke gedragingen van de bestuurder (kort) voorafgaand aan het faillissement worden immers logischerwijze door de curator in volle omvang getoetst. Dit betekent onder andere dat de bestuurder zijn eigen belangen niet boven de belangen van schuldeisers mag stellen en dat hij in het belang van de onderneming heeft te ondernemen. VRAAG ADVIES!   Veel gedragingen zullen de toets der kritiek uiteindelijk niet doorstaan. Toch zijn er mogelijkheden om een onderneming uit het zware weer te krijgen. Wilt u graag advies of meer informatie over de mogelijkheden voor uw onderneming? Neem dan contact op met één van onze specialisten ondernemingsrecht: mr. Bjorn Harbers, mr. Vincent Jongerius of mr. Mike Timmer.

 

 

Lees verder

De zorgplicht blijft een zorg

10.05.2016 | Annemieke Wiltink - 0 reactie(s)

 

De zorgplicht van de assurantietussenpersoon blijft voer voor rechters. Ook de Autoriteit Financiële Markten (AFM) bemoeit zich regelmatig met de rechten en plichten van de tussenpersoon. Zo heeft de AFM vorig jaar onderzoek gedaan naar arbeidsongeschiktheidsverzekeringen, waarbij is gebleken dat adviseurs nog te vaak onzorgvuldig te werk gaan. Vaak bestonden onderzochte adviesdossiers uit niet meer dan een aanvraagformulier van de productaanbieder en voldeden derhalve niet aan de vereisten uit de Wet op het financieel toezicht (Wft).    DE PLICHT VAN DE ASSURANTIETUSSENPERSOON   De kamerstukken verwoorden de plicht van de assurantietussenpersoon als volgt:   “Elke tussenpersoon die zijn beroep goed uitoefent, ongeacht of hij al dan niet de premies int of daarvoor verantwoordelijk is, zal al de door hem gesloten verzekeringen regelmatig toetsen aan de werkelijkheid en daartoe de verzekeringnemers bezoeken; zijn taak is voor de belangen van deze verzekeringnemers te waken en zodoende de vertrouwenspositie die hij behoort in te nemen te bevestigen en te versterken”.   OM WELKE PLICHTEN GAAT HET? In een voor de praktijk nog steeds belangrijk arrest (HR 10 januari 2003, NJ 2003, 375) zijn de volgende “plichten” geformuleerd:   a) de tussenpersoon dient verzekeringnemers tijdig opmerkzaam te maken op gevolgen die aan hem bekend geworden feiten voor dekking onder verzekeringsovereenkomsten kunnen hebben; b) de tussenpersoon dient erop toe te zien dat door of namens verzekeringnemer aan verzekeraars tijdig alle mededelingen worden gedaan, waarvan de tussenpersoon behoort te begrijpen dat die vallen onder de mededelingsplicht in verband met risicoverzwarende omstandigheden; c) de tussenpersoon moet die feiten en omstandigheden meedelen aan de verzekeraar die hem bekend zijn of redelijkerwijze bekend behoren te zijn. Indien de tussenpersoon over een omstandigheid die mogelijk aanleiding kan geven tot een beroep op risicoverzwaring onvoldoende gegevens heeft of er niet van uit mag gaan dat gegevens nog volledig en juist zijn, dient de tussenpersoon daarnaar bij de verzekeringnemer te informeren.   ENKELE SITUATIES UITGELICHT De situatie komt regelmatig aan het licht, zo ook in een arrest van het Gerechtshof Den Haag (7 oktober 2014, gepubliceerd 20 oktober 2015 onder nummer ECLI:NL:GHDHA:2014:3108). Hierbij overwoog het hof dat de tussenpersoon zijn opdrachtgever expliciet dient te wijzen op een belangrijke polisvoorwaarde en de gevolgen van het niet naleven van de voorwaarde. Dit geldt ook wanneer het polisblad de voorwaarden en de gevolgen expliciet beschrijft. Zoals door het hof geformuleerd, is een tussenpersoon door de zorgplicht meer dan louter een “doorgeefluik”.   Dat de zorgplicht van de assurantietussenpersoon nog steeds actueel is en verduidelijking behoeft, blijkt uit een recent arrest (HR 26 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:336 (X / Aegon c.s.), waarin aan de orde kwam dat de assurantietussenpersoon nader bij zijn cliënt dient te informeren naar de betreffende achtergronden als de tussenpersoon op de hoogte is van een eerdere opzegging van een verzekeraar jegens die cliënt. Dit om hem te waarschuwen voor de gevolgen van het niet, onjuist of onvolledig invullen van een vragenformulier van de verzekeraar.   TIPS VOOR DE ASSURANTIETUSSENPERSOON? Onze belangrijkste tips zijn: ‘vraag door’ en ‘leg vast’. Mocht u als assurantietussenpersoon of als verzekeringnemer te maken hebben met een kwestie waarbij juridische hulp gewenst is, neem dan geheel vrijblijvend contact op met onze specialist verzekeringsrecht mr. Annemieke Wiltink.

 

 

Lees verder

Op de hoogte blijven?

Op de hoogte blijven?

Onze advocaten en belastingkundigen informeren u graag over actuele ontwikkelingen op het gebied van recht en jurisprudentie.

Lees ons nieuws

Medewerkers ontmoeten

Medewerkers ontmoeten

De interne samenwerking tussen veertien advocaten, een fiscaal jurist en een team van stafmedewerkers is uniek in de Achterhoek.

Medewerkers