Menu

Blog

 

Over wetten en regels raken wij niet uitgepraat. Aan elke wet zit onlosmakelijk een discussie vast. Onze advocaten en belastingkundigen houden zich graag bezig met ontwikkelingen en interessante casussen in hun eigen rechtsgebied. Dit vertalen zij naar actuele, openhartige blogs.

UPDATE: Wetsvoorstel transitievergoeding

07.07.2017 | Mike Timmer - 0 reactie(s)

 

In de vorige Round# schreven wij over het Wetsvoorstel transitievergoeding bij ontslag wegens onder andere langdurige arbeidsongeschiktheid. Het wetsvoorstel was er op gericht de kosten die een werkgever heeft “moeten” maken in verband met het betalen van de transitievergoeding aan een langdurig (na twee jaar arbeidsongeschiktheid en binnen 26 weken geen herstel te verwachten) arbeidsongeschikte werknemer te compenseren door een vergoeding te betalen uit het Algemeen werkloosheidsfonds. Een en ander met het doel om de samenloop van de financiële verplichtingen van werkgevers te reduceren. Het was de bedoeling dat de wet op 1 januari 2019 zou worden ingevoerd en betrekking zou hebben op de transitievergoedingen die op of na 1 juli 2015 zijn betaald.   Wat wordt gewijzigd? De Raad van State heeft inmiddels geadviseerd om het wetsvoorstel aan te passen. Met name omdat het wetsvoorstel de oorzaak van het probleem (de genoemde samenloop) niet oplost. Daarnaast is onder andere opgemerkt dat de voorgestelde regeling naar verwachting duur (structureel € 180 mln, incidenteel € 970 mln) zal zijn. Ook om deze te laten uitvoeren (kosten nog niet bekend). Kort en goed komt het er op neer dat de Raad van State vindt dat er niet moet worden gekozen voor een lapmiddel, maar voor een echte oplossing die de cumulatie wegneemt. De Minister van SZW rapporteerde op 16 maart 2017 aan het Kabinet. De argumenten die in het rapport zijn gekozen, zijn gelijk aan de argumenten die gebruikt zijn tijdens de behandeling van de Wet werk en zekerheid. Argumenten waarvan de Raad in haar advies heeft aangegeven dat die niet zonder meer overtuigen. De conclusie is dat SZW geen aanleiding ziet om de voorgestelde vergoedingsregeling te heroverwegen.  Recent is het wetsvoorstel, vanwege het demissionair worden van Rutte II, controversieel verklaard. Dat betekent dat de behandeling daarvan wordt opgeschort tot er een nieuw kabinet is.    Wanneer wordt de wet wél ingevoerd? Of, en zo ja, wanneer de wet wordt ingevoerd, is ten tijde van het schrijven van dit blog onzeker. Duidelijk is wel dat de invoering in ieder geval niet op 1 januari 2019 zal plaatsvinden. Het UWV heeft ongeveer 1,5 jaar nodig om de uitvoering van de wet mogelijk te maken. Het advies uit de vorige Round# blijft staan. Administreer goed aan welke langdurig zieke werknemer een transitievergoeding is betaald en hoeveel (met bewijsstukken) er is betaald. Zolang geen zekerheid bestaat over de vergoedingsregeling kan de werkgever er natuurlijk ook voor kiezen om de arbeidsovereenkomst in stand te laten. Het is wel zaak om daarover op de juiste manier met de werknemer te communiceren.   Mocht u als werkgever vragen hebben, neem dan contact op met één van onze arbeidsrechtspecialisten.

 

 

Lees verder

Wet uiterste betaaltermijn van zestig dagen

07.07.2017 | Bjorn Harbers - 0 reactie(s)

 

Op 1 juli 2017 is de ‘Wet uiterste betaaltermijn van zestig dagen voor grote ondernemingen’ in werking getreden. Het is voor grote ondernemingen niet meer toegestaan om een betalingstermijn langer dan 60 dagen te hanteren als het een factuur van een MKB-leverancier betreft. Het doel van de wetgever is om onredelijk lange betalingstermijnen tegen te gaan.   Uitgangspunt: 30 dagen leidend Veel MKB-leveranciers zijn in de afgelopen jaren in financiële problemen gekomen, doordat grote afnemers een (veelal onredelijk) lange betalingstermijn hanteerden. Feitelijk werden MKB-leveranciers gedwongen hiermee akkoord te gaan. Het uitgangspunt bij de nieuwe wetgeving is dat betalen binnen 30 dagen leidend is. In onderling overleg mag een betalingstermijn van langer dan 30 dagen worden afgesproken, mits de ontvangende partij in dat geval geen schade ondervindt.   Het hanteren van een betalingstermijn langer dan 60 dagen tussen een grote onderneming (als afnemer) en een MKB-leverancier is vanaf 1 juli 2017 in strijd met de wet en om die reden nietig. Wordt een dergelijke afspraak toch gemaakt, dan wordt de betalingstermijn van rechtswege omgezet naar een betalingstermijn van 30 dagen.   Overgangsregeling tot 1 juli 2018 Voor op 1 juli 2017 al bestaande overeenkomsten gaan de nieuwe regels gelden vanaf 1 juli 2018. Dit geeft de ondernemers voor wie deze gewijzigde regelgeving geldt de gelegenheid om voor die tijd lopende contracten aan te passen. Ook kunnen zij gehanteerde (inkoop)voorwaarden die in strijd zijn met de huidige wetgeving aanpassen.   Wettelijke handelsrente per half jaar vastgelegd De geldende betalingstermijn is onder meer van belang voor de vraag vanaf welk moment de schuldenaar in verzuim is. Dat bepaalt het moment waarop contractuele of wettelijke (handels)rente kan worden gevorderd. De wettelijke handelsrente die verschuldigd is in geval van transacties tussen ondernemingen of tussen ondernemingen en overheidsinstanties, wordt telkens voor een half jaar vastgesteld. Ten tijde van het schrijven van deze blog is dit 8%.   Advies in correcte vastlegging? Bent u benieuwd of de door u gehanteerde betalingstermijn(en) nog geldig zijn? Of wilt u advies over de correcte vastlegging van afspraken in een overeenkomst of het aanpassen van uw algemene voorwaarden? Neem gerust contact op met één van onze specialisten op het gebied van contractenrecht.

 

 

Lees verder

Zorgvastgoed

07.07.2017 | Fokke Voerman - 0 reactie(s)

 

Belang cliënt, zorginstelling en vastgoedinvesteerder Van marktwerking in de zorg kijken we niet meer op. De overheid stimuleert en eist zelfs dat wonen en zorg gescheiden worden zodat mensen met een zorgbehoefte langer thuis kunnen wonen. Dit drukt niet alleen de zorgkosten, maar leidt er ook toe dat mensen naast een zorgovereenkomst ook een huurovereenkomst dienen te sluiten. De gevolgen hiervan voor een huurder/cliënt, de zorginstelling en de investeerder in zorgvastgoed, worden hierna op hoofdlijnen geschetst.   Samenhang tussen zorgverlening en wonen Ondanks de bedoeling van de wetgever wordt de wettelijke scheiding van wonen en zorg vaak teniet gedaan door contractuele bepalingen. Een zorginstelling die zelf een pand huurt (hoofdhuurovereenkomst) en vervolgens onderverhuurt (onderhuurovereenkomst) aan haar cliënten wil voorkomen dat haar voormalige cliënt blijft wonen zonder gebruik te maken van zorgverlening na beëindiging van de zorgovereenkomst. Dit gezien vanuit het oogpunt van een goede en sluitende exploitatie.   Huurwoning onderdeel van de totale zorgbehandeling In de rechtspraak is aanvaardbaar geacht dat een dergelijke onderhuurovereenkomst eindigt wanneer ook de zorgovereenkomst eindigt. Cruciaal daarbij is dat er een onlosmakelijk verband (koppelbeding) bestaat tussen de zorgovereenkomst en de huurovereenkomst en/of dat de woning slechts beschikbaar is als onderdeel van de totale zorgbehandeling (het zorgelement overheerst). De cliënt/huurder heeft in dat geval geen recht op huurbescherming.   Wanneer niet aan de eisen uit de jurisprudentie wordt voldaan, kan de zorginstelling geconfronteerd worden met een cliënt/huurder die een beroep kan doen op huurbescherming nadat de zorgovereenkomst geëindigd is.   Verschillende regimes hoofdhuurovereenkomst en onderhuurovereenkomst De investeerder in zorgvastgoed die een pand verhuurt aan een zorginstelling heeft er evenzeer belang bij dat in de onderhuurovereenkomst het zorgelement overheerst. Als het zorgvastgoed in overwegende mate door de zorginstelling wordt onderverhuurd als reguliere woonruimte, bestaat het risico dat de hoofdhuurovereenkomst qua juridisch karakter wijzigt. Deze kan wijzigen van een huurovereenkomst “overige bedrijfsruimte” naar een huurovereenkomst aangaande woonruimte. Het regime van de onderhuurovereenkomst beïnvloedt dus het juridische karakter van de hoofdhuurovereenkomst.    De gevolgen hiervan zijn dat er voor de investeerder ten opzichte van de zorginstelling specifieke opzeggings-gronden, de wettelijke systematiek voor huuraanpassing en aansprakelijkheid voor bepaalde vormen van onderhoud gaan gelden.   Dwarsboming exploitatie van zorgvastgoed Veel investeerders in zorgvastgoed hebben een grote behoefte te beschikken over een hoge mate van contractsvrijheid, zonder gebonden te zijn aan het huurregime voor woonruimte. Naast de zorginstelling heeft óók de investeerder in zorgvastgoed er groot belang bij dat tussen zorginstelling en voormalig cliënt geen huurovereenkomst woonruimte resteert na beëindiging van de zorg- of behandelingsovereenkomst. Hierdoor zou immers de hoofdhuurovereenkomst juridisch van karakter kunnen veranderen, wat de beoogde exploitatie van het zorgvastgoed ernstig kan dwarsbomen.    Wees alert en waakzaam BAX advocaten belastingkundigen staat investeerders in zorgvastgoed, zorginstellingen én huurders bij in vele huurrechtelijke kwesties. Ook hier geldt dat voorkomen beter is dan genezen. Een goed juridisch advies kan contractuele weeffouten in het prilste stadium voorkomen en uitsluiten. Onze specialisten zijn u daarbij graag van dienst!

 

 

Lees verder

Op de hoogte blijven?

Op de hoogte blijven?

Onze advocaten en belastingkundigen informeren u graag over actuele ontwikkelingen op het gebied van recht en jurisprudentie.

Lees ons nieuws

Medewerkers ontmoeten

Medewerkers ontmoeten

De interne samenwerking tussen veertien advocaten, een fiscaal jurist en een team van stafmedewerkers is uniek in de Achterhoek.

Medewerkers