Menu

Blog

 

Over wetten en regels raken wij niet uitgepraat. Aan elke wet zit onlosmakelijk een discussie vast. Onze advocaten en belastingkundigen houden zich graag bezig met ontwikkelingen en interessante casussen in hun eigen rechtsgebied. Dit vertalen zij naar actuele, openhartige blogs.

Worden woningcorporaties aanbestedingsplichtig?

18.06.2021 | Derek van Hijkoop - 0 reactie(s)

 

De Europese Commissie (de Commissie) heeft op 9 juni jl. de laatste stap gezet voor een zogeheten inbreukprocedure tegen Nederland. De Commissie heeft in een persbericht aangekondigd Nederland een met redenen omkleed advies te sturen met betrekking tot zijn regels inzake woningcorporaties.   De Commissie stelt dat Nederland Europese wetgeving schendt door woningcorporaties niet aan te merken als aanbestedende diensten. De schending ziet met name op de ‘transparantieverplichting op grond waarvan woningcorporaties hun aanbestedingen moeten publiceren teneinde gelijke kansen voor bedrijven mogelijk te maken en bij hun aankopen de beste prijs-kwaliteitverhouding te krijgen’.   Publiekrechtelijke instelling Als aanbestedende dienst wordt volgens de Aanbestedingswet aangemerkt: de staat, een provincie, een gemeente, een waterschap of een publiekrechtelijke instelling. Volgens de Commissie kwalificeren woningcorporaties als publiekrechtelijke instellingen. Onder ‘publiekrechtelijke instelling’ wordt verstaan een instelling die rechtspersoonlijkheid bezit en specifiek ten doel heeft te voorzien in behoeften van algemeen belang, anders dan van industriële of commerciële aard. Daarnaast moet er ook een bepaalde mate van toezicht vanuit de overheid aanwezig zijn. Toezicht kan bestaan uit:   Financiering; Toezicht op beheer; Benoeming van meer dan de helft van de leden van het bestuur, het leidinggevend of het toezichthoudend orgaan.   Naar het oordeel van de Commissie voldoet het in de Woningwet gecodificeerde toezicht aan het criterium ‘toezicht op beheer’. Nederland stelt zich daarentegen op het standpunt dat woningcorporaties onder onvoldoende toezicht staan om te kunnen kwalificeren als publiekrechtelijke instellingen.   Inbreukprocedure Indien de Commissie vindt dat een land haar wetgeving niet naleeft, kan zij een inbreukprocedure starten. De Commissie vindt dat Nederland Europese wetgeving schendt door woningcorporaties niet als aanbestedende diensten aan te merken. Door middel van een ingebrekestelling is de Commissie in december 2017 een inbreukprocedure gestart. De Minister van Binnenlandse zaken blijft bij het standpunt dat niet wordt voldaan aan het criterium ‘toezicht op beheer’. Op 24 januari 2019 volgt een tweede ingebrekestelling van de Commissie. Wederom is de transparantieverplichting het speerpunt.   Op woensdag 9 juni jl. heeft de Commissie daarom aangekondigd een met redenen omkleed advies aan Nederland te versturen. De Commissie verzoekt Nederland om binnen twee maanden aan Europese wetgeving te voldoen. Indien Nederland geen gehoor geeft aan dit verzoek, kan de Commissie de zaak aanhangig maken bij het Europese Hof van Justitie.   Gevolgen voor de praktijk Als het Hof van Justitie oordeelt dat woningcorporaties zijn aan te merken als publiekrechtelijke instellingen, heeft dit grote gevolgen voor de praktijk. Woningcorporaties zullen conform de aanbestedingsregels moeten handelen. Dit betekent dat woningcorporaties voortaan verplicht zijn om haar opdracht voor levering, diensten en werken aan te besteden.   Een uiteindelijk oordeel van het Hof van Justitie zal nog een aantal jaar op zich laten wachten. Van belang is wel dat een uitspraak van het Hof van Justitie terugwerkende kracht heeft. Terugwerkende kracht houdt – kort gezegd – in dat de uitspraak ook betrekking heeft op overeenkomsten die voor de datum van de uitspraak zijn gesloten. Ter beperking van de schade en risico’s is het aan te bevelen dat een woningcorporatie vrijwillig aanbesteedt of een ontbindende voorwaarde opneemt in zijn overeenkomst waarbij de overeenkomst kan worden beëindigd, indien blijkt dat de woningcorporatie moet worden aangemerkt als een aanbestedende dienst.   Heeft u vragen omtrent het aanbestedingsrecht? Neem dan gerust contact op met Derek van Hijkoop of Puck Langenhof.

 

Tags: aanbestedingsrecht

 

Lees verder

Welke oorzaak telt?

18.06.2021 | Annemieke Wiltink - 0 reactie(s)

 

Voor personen werkzaam in de verzekeringspraktijk is deze maand een belangrijke uitspraak gedaan door de Hoge Raad, die ziet op hoe moet worden omgegaan met schades die meerdere oorzaken (kunnen) hebben.   Welke oorzaak telt? Op 4 juni 2021 heeft de Hoge Raad zijn koers gewijzigd als het gaat om het bepalen van het doorslaggevende causaal (oorzakelijk) verband in het verzekeringsrecht. Als de verzekeringsovereenkomst niet zelf voorschrijft hoe een causaal verband moet worden vastgesteld, dan ging men er tot nu toe in de rechtspraak en rechtsliteratuur van uit dat dit moest worden vastgesteld aan de hand van de dominant cause (de meest dominante oorzaak). De Hoge Raad oordeelt nu dat dit uitgangspunt onjuist is.   Waar ging het om? In de zaak ging het om de diefstal van een auto, die uiteindelijk een aantal maanden later uitgebrand is teruggevonden. De polis bij ASR bood dekking voor schade als gevolg van  brand en ook voor schade als gevolg van diefstal, maar dit laatste alleen indien er een specifiek anti-diefstal systeem in de auto was geïnstalleerd. Dat systeem bleek niet aanwezig, waardoor schade als gevolg van diefstal niet door de polis werd gedekt. Schade als gevolg van brand was wel gedekt. Moest ASR nu uitkeren of niet?   Het gerechtshof overwoog dat bij gebreke van afdoende feitelijke informatie over de gebeurtenissen tussen de diefstal en de brand het voor de hand zou liggen om de schade 50-50 te verdelen. Maar omdat het geregeld voorkomt dat een zaak na een diefstal wordt gebruikt voor criminele activiteiten, zo overwoog het gerechtshof, wordt de schade toch voor het merendeel toegerekend aan de diefstal, namelijk voor 70%. ASR hoeft daarom ‘slechts’ 30% van de (brand)schade aan de verzekerde te vergoeden.   Wat zegt de Hoge Raad? Aan de Hoge Raad werd vervolgens gevraagd om bevestiging van de “dominant cause” leer. De Hoge Raad oordeelde dat indien de verzekeringsovereenkomst niet bepaalt van welke causaliteitsmaatstaf moet worden uitgegaan, het uitgangspunt is dat de rechter niet gehouden is de aanwezigheid van dat causale verband aan de hand van de zogenoemde leer van de dominant cause te onderzoeken.    Conclusie Kortom: de rechter dient bij de beoordeling van de causaliteit uit te gaan van hetgeen partijen (verzekeraar en verzekerde) zijn overeengekomen. Is daarover in de verzekeringsovereenkomst niets bepaald, dan benadrukt de Hoge Raad de vrijheid van de rechter om zelf te kiezen aan de hand van welk leerstuk hij de causaliteit wil beoordelen. De  dominant cause-leer is daarbij een optie, maar niet de enige, wat betekent dat de rechter meer vrijheid toekomt als het gaat om dekkingsvragen en situaties waarbij zich meerdere oorzaken van de schade hebben voorgedaan.   Meer weten over het verzekeringsrecht of heeft u een specifieke vraag? Annemieke Wiltink vertelt er graag meer over.   Lees ook eens: D-Reizen failliet: wat betekent dit voor u?, Vakantie en coronavirus: wat zijn uw rechten?, Ziek, verzekerd en toch geen uitkering? Dat kan!

 

Tags: verzekeringsrecht, verzekering, dekking, dominantcause, schadeuitkering

 

Lees verder

Op de hoogte blijven?

Op de hoogte blijven?

Onze advocaten en belastingkundigen informeren u graag over actuele ontwikkelingen op het gebied van recht en jurisprudentie.

Lees ons nieuws

Medewerkers ontmoeten

Medewerkers ontmoeten

De interne samenwerking tussen veertien advocaten, een fiscaal jurist en een team van stafmedewerkers is uniek in de Achterhoek.

Medewerkers