03.06.2015 | Mike Timmer - 0 reactie(s)
Sedert 1 januari 2015 geldt een aanzegverplichting (artikel 7:668 BW). Op grond van deze verplichting is de werkgever gehouden om de werknemer, uiterlijk een maand voordat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van rechtswege eindigt, schriftelijk te informeren over het gegeven of de overeenkomst al dan niet zal worden voortgezet. Bij voortzetting dient de werkgever de werknemer overigens over de arbeidsvoorwaarden waaronder de arbeidsovereenkomst wordt voortgezet te informeren. In het geval de werkgever zich niet aan deze aanzegverplichting houdt, is hij een aanzegvergoeding verschuldigd die (maximaal) gelijk is aan het loon voor één maand (maandloon dus niet vermeerderd met bijvoorbeeld vakantiebijslag en andere emolumenten). Zie daaromtrent het Besluit (van 11 december 2014) loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding.
Op 13 mei 2015 is over de aanzegverplichting een tweetal uitspraken verschenen. In de uitspraak van de rechtbank Den Haag (ECLI:NL:RBDHA:2015:5372) is bepaald dat werkgever de aanzegvergoeding niet verschuldigd is omdat er (nog) geen aanzegverplichting gold. In die kwestie eindigde de arbeidsovereenkomst van werknemer namelijk op 31 januari 2015. Op grond van artikel XXIId van het Overgangsrecht is de aanzegvergoeding eerst verschuldigd in het geval de arbeidsovereenkomst op of na 1 februari 2015 eindigt. In de andere zaak bepaalde de Rechtbank Noord-Nederland (ECLI:NL:RBNNE:2015:2325) dat werkgever de aanzegvergoeding wel is verschuldigd omdat de arbeidsovereenkomst eindigde per 28 februari 2015 en de werknemer niet op voorhand was geïnformeerd over het feit of de arbeidsovereenkomst al dan niet zou worden voortgezet.
Indien u meer informatie wenst over de WWZ dan kunt u contact opnemen met Mike Timmer (0314 – 37 55 00 of 06 – 39 57 44 14).
Tags: WWZ, aanzegverplichting
Lees verder