30.01.2019 | Maarten Korthuis - 0 reactie(s)
Hoe zit het precies met de aanzegplicht bij het einde van een tijdelijk arbeidscontract? Worden de wettelijke regels door rechters altijd strikt toegepast? Zo niet, wat zijn dan de gevolgen?
In deze blog licht onze collega Maarten Korthuis de wettelijke regeling toe. Daarna volgen enkele gevallen, waarin de soep minder heet werd gegeten.
Wettelijke regeling
Sinds de invoering van de WWZ geldt voor arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd de aanzegplicht. Kort gezegd dient een werkgever minimaal een maand voordat de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt schriftelijk de werknemer er over te informeren:
of de arbeidsovereenkomst al dan niet wordt voortgezet en
bij voortzetting, de voorwaarden waaronder de werkgever de arbeidsovereenkomst bereid is voort te zetten.
De aanzegplicht geldt niet:
voor de arbeidsovereenkomst voor een periode korter dan zes maanden;
als bij de start van de arbeidsovereenkomst schriftelijk is overeengekomen dat deze eindigt op een tijdstip dat niet op een kalendermaand is gesteld.
Als niet tijdig is aangezegd is de werkgever aan de werknemer een (gemiddeld) maandsalaris (naar rato) verschuldigd exclusief vakantietoeslag en emolumenten. De aanspraak op deze vergoeding vervalt als niet binnen twee maanden na het einde van de arbeidsovereenkomst de vordering bij verzoekschrift is ingesteld. Bij de behandeling van de WWZ heeft de minister aangegeven dat de aanzegging al kan plaatsvinden in de arbeidsovereenkomst.
Wordt de soep altijd heet gegeten?
In de regel volgen rechters strikt de wettelijke regels. In enkele gevallen hebben kantonrechters de wettelijke regeling minder letterlijk of strikt toegepast:
De kantonrechter Amsterdam vond dat een werkgever aan zijn aanzegverplichting had voldaan, nadat de werkgever in een WhatsApp-bericht had aangegeven dat hij het dienstverband wilde beëindigen. De werknemer had op het WhatsApp-bericht gereageerd, zodat de kantonrechter er vanuit ging dat de werknemer het bericht had ontvangen.
De kantonrechter Rotterdam vond een LinkedIn-bericht van de werkgever waarin sprake was van een laatste afrekening en een verzoek de leaseauto in te leveren een rechtsgeldige aanzegging. De werknemer had niet betwist tijdig het bericht te hebben ontvangen en was al langere tijd vrijgesteld van werk.
De kantonrechter Den Haag vond het toekennen van de aanzegvergoeding in een specifiek geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. De werknemer was voor de start van de aanzegtermijn gaan solliciteren en had de werkgever kort na de start van de aanzegtermijn laten weten dat hij een andere baan kon aanvaarden. Later in de maand gaf hij aan een andere baan aanvaard te hebben. De kantonrechter vond dat de wetgever niet beoogd heeft een werknemer een aanzegvergoeding toe te kennen die al uitzicht heeft op een andere baan voor de start van de aanzegtermijn en ook bij die andere werkgever in dienst treedt.
De kantonrechter Rotterdam vond het in een specifiek geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar een aanzegvergoeding toe te kennen. Op zich had de werkgever niet binnen een maand voor het einde van de arbeidsovereenkomst schriftelijk aangezegd dat de arbeidsovereenkomst niet zou worden voortgezet. Echter de werknemer was middels e-mails medegedeeld dat de werkgever niet tevreden was over zijn functioneren. Ook hadden partijen onderhandeld als gevolg waarvan de werknemer tot de einddatum van de arbeidsovereenkomst vrijgesteld was van werk. Daarnaast had de werknemer ruim voor de einddatum van zijn collega's afscheid genomen, waarna er tussen de werkgever en werknemer geen contact meer was geweest. De werknemer had langere tijd niet meer voor de werkgever gewerkt en niets wees erop dat hij toelating tot zijn werk verlangd had.
Kortom zo nu en dan wordt de soep wat minder heet gegeten, gelet op specifieke omstandigheden van het geval. Raadzaam is echter de aanzegregels tijdig en strikt in acht te nemen.
Meer weten?
Wilt u meer weten over de aanzegplicht of heeft u andere arbeidsrechtelijke vraagstukken? Neemt u dan gerust contact op met Maarten Korthuis of één van onze andere arbeidsrecht specialisten. Wij staan graag voor u klaar!
Lees ook eens 'het arbeidsrecht in beweging: de aanzegtermijn'
Tags: Blog, Arbeidsrecht, MaartenKorthuis, aanzegtermijn, aanzegplicht
Lees verder
30.01.2019 | Manon Engbers - 0 reactie(s)
Sinds 1 oktober 2015 is de WOZ-waarde van invloed op de hoogte van de huurprijs van een zelfstandige woonruimte. Hoe hoger de WOZ-waarde, hoe hoger de maximale huurprijs voor de desbetreffende woonruimte. Deze wijziging is ingegeven door de schaarste op de woningmarkt en ter voorkoming van te torenhoge huurprijzen.
Toetsing huurprijs door Huurcommissie
In beginsel zijn partijen vrij om een huurprijs af te spreken (ook als deze afwijkt van de maximale huurprijs). Echter, een huurder heeft binnen een periode van zes maanden na aanvang van de huurovereenkomst de mogelijkheid om de huurprijs ter toetsing voor te leggen aan de Huurcommissie. De Huurcommissie is enkel bevoegd om huurprijzen van woningen met een huurprijs onder de liberalisatiegrens (in 2019: € 720,42) te toetsen. Indien de huurprijs van een niet-geliberaliseerde woonruimte boven de maximale huurprijs ligt, stelt de Huurcommissie de huurprijs met terugwerkende kracht vast op de maximale huurprijs.
Invloed WOZ-waarde
Zoals gezegd wordt de maximale huurprijs mede bepaald door de hoogte van de WOZ-waarde van de desbetreffende woonruimte. Hoe hoger de WOZ-waarde, hoe hoger de maximale huurprijs. De minimale WOZ-waarde bedraagt vanaf 1 juli 2018 € 44.284,00. Dit minimum geldt voor woonruimte waarvan de WOZ-waarde in werkelijkheid lager is of voor woonruimte waarvoor geen WOZ-beschikking is afgegeven.
De kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland heeft zich op 21 november 2018 -na uitspraak van de Huurcommissie- uitgelaten over de redelijkheid van de overeengekomen huurprijs. In de onderhavige kwestie is de Huurcommissie uitgegaan van de minimum WOZ-waarde van € 44.284,00 wegens het ontbreken van een WOZ-beschikking. In werkelijkheid zou de WOZ-waarde volgens de verhuurder hoger liggen dan dit minimum, waardoor de maximale huurprijs eveneens hoger zou zijn. Voor de desbetreffende woonruimte was echter geen (afzonderlijke) WOZ-beschikking afgegeven en de verhuurder heeft geen gegronde redenen aangevoerd voor de afwezigheid hiervan. Gelet hierop oordeelde de kantonrechter dat de Huurcommissie terecht bij haar beoordeling is uitgegaan van de minimum WOZ-waarde. Het niet voorhanden zijn van een (afzonderlijke ) WOZ-beschikking komt derhalve voor rekening en risico van de verhuurder, waardoor de verhuurder (onnodig) huurinkomsten misliep.
Les voor verhuurder
Uit de uitspraak van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland kan worden afgeleid dat het voor verhuurders belangrijk is om te beschikken over een (correcte) WOZ-beschikking. Het is dus aan te raden dat verhuurders bij de ontvangst van de WOZ-beschikking deze controleren op juistheid en waar nodig tijdig aan de spreekwoordelijke bel trekken bij de gemeente.
Meer weten?
Wilt u meer weten? Of heeft u een vraag over huurrecht of vastgoedrecht in zijn algemeenheid? Neemt u dan gerust contact op met Manon Engbers of één van onze andere huurrecht specialisten. Wij staan graag voor u klaar!
Lees ook eens 'wet doorstroming huurmarkt, 'Zorgvastgoed', 'Renovatieplan: verhuurder versus huurder(s)', 'Nieuwe huurovereenkomst of voorzetting bestaande?'
Tags: Nieuws, Blog, huurrecht, vastgoedrecht, wozwaarde
Lees verder